Scholen bepalen zelf de invulling van de onderwijstijd. De overheid bepaalt de minimale
onderwijstijd en de Onderwijsinspectie ziet hierop toe.
Onder onderwijstijd vallen niet alleen lessen. Ook projectdagen, stages, een werkweek en
zelfstandig werken (keuzewerktijd) kunnen als onderwijstijd gezien worden.
De school neemt maatregelen om tot voldoende onderwijstijd te komen.
De eisen van de Inspectie zijn:
- de lessen moeten door bekwame en bevoegde docenten gegeven worden;
- de lessen moeten deel uitmaken van het onderwijsprogramma en zinvol zijn voor
leerlingen.
Middelbare scholen hebben veel ruimte om zelf, in overleg met de medezeggenschapsraad, de onderwijstijd in te vullen en te spreiden. Elke leerling moet per opleiding een programma kunnen volgen van:
- 3.700 uur voor het vmbo;
- 4.700 uur voor de havo;
- 5.700 uur voor het vwo.
Mochten er lessen uitvallen, dan wordt dit zo goed mogelijk opgevangen
en zorgvuldig geregistreerd. Zo krijgen we beter inzicht en kunnen we toekomstige uitval
voorkomen.